Een handvol stof
Het is zondagochtend en ik restaureer mijn enige colbertje omdat de voering eronderuit komt. Morgen ga ik mijn tante de laatste eer bewijzen en daar hoort geen vlag onderaan de jas bij. Met enkel mijn linkerhand krijg ik de draad niet door het oog van de naald. Een grotere naald gepakt die onmiskenbaar grotere gaten maakt in de fijne voering. De eenvoudige steek rijg ik dwars door de bovenkant van het colbert heen. Wat een broddelwerk. Linkerhandwerk. Het oogt alsof er geen aandacht aan is besteed en geen oefening aan vooraf is gegaan.
Mijn rechterhand lijkt wel een fantoomhand: arm en hand weten nog hoe een dierbaar kleedje op te lappen, maar de logistieke afdeling van mijn brein werkt niet mee. De prikkels worden niet meer adequaat van hoofd naar hand verzonden. De hersenen weigeren na de bloeding de draad weer volledig op te pakken maar diezelfde hersenen laten me wel herinneren wat arm en hand voorheen allemaal voor elkaar kregen. Hoe goed kon ik kleren restaureren? Best wel goed. Feitelijk uitstekend. Ik was het slimme snijdertje van Grimm dat uit lappen en garen, wat moed en eigendunk het goede leven in elkaar stikte. Ik was een Karl Lagerfeld van voordat hij overleed. De herinneringen kleuren rozer en rozer. Maar morgen ga ik in stemmig zwart.